Anne Kavadias is vrijwilliger bij Bi+ Nederland en ze beschrijft wat haar persoonlijke beleving is bij de uitkomsten uit het Grote Bi+ onderzoek.
In “het Grote Bi+ onderzoek” is onder andere onderzoek gedaan naar hoe steun en gemeenschapsgevoel invloed hebben op de mentale gezondheid van bi+ personen. Van de bijna 3000 bi+ mensen vond 83% het belangrijk dat hun seksuele oriëntatie serieus werd genomen door anderen en dat ze er uiting aan konden geven. Ongeveer de helft van de bi+ mensen vond het fijn om deel uit te maken van de LHBTQ en bi+ gemeenschappen. Bi+ mensen voelden iets vaker een band met de LHBTQ gemeenschap dan met de bi+ gemeenschap. Dat is niet zo gek, want de bi+ gemeenschap is nog erg jong. Opvallend was dat deze betrokkenheid bij gemeenschappen niet samenhing met mentale gezondheid.
Uit het onderzoek blijkt wel dat sociale steun, veerkracht en coping positief samenhangen met mentale gezondheid. Dat betekent dat bi+ personen die meer sociale steun ervaren, minder gevoelens van angst en depressie hebben. Steun zoeken bij andere mensen helpt beter dan afleiding zoeken.
Gemiddeld genomen zoeken bi+ vrouwen en non-binaire/ genderfluïde personen meer steun en afleiding dan mannen in het omgaan met vervelende situaties die te maken hadden met hun seksuele oriëntatie. Daar tegenover stond dat mannen iets beter in staat leken om veerkrachtig te reageren op vervelende gebeurtenissen gelinkt aan hun seksuele oriëntatie.
Zelf ervaar ik, als bi+/pan vrouw, het belang van sociale steun én een gemeenschapsgevoel als ik naar bi+ of LHBTQ evenementen of bijeenkomsten toe ga. Na afloop van deze evenementen voel ik me vaak beter door de verbinding die ik tijdens deze evenementen heb gevoeld met mensen die over belangrijke onderwerpen hetzelfde denken als ik.
Sociale steun over bi+ en mezelf zijn, voel ik bij een paar goede vrienden van me en bij mijn gezin. De laatste tijd vind ik dit meer bij leeftijdsgenoten dan bij mijn gezin, maar het grootste voorbeeld van steun gericht op mijn seksuele oriëntatie komt uit mijn tienerjaren. Ik zat middenin mijn strijd over wat ik voelde voor wie, toen ik op een avond een programma over iets met LHBTQ personen keek met mijn moeder. Terloops vroeg ze hoe het eigenlijk bij mij zat. Waarschijnlijk omdat het nooit een taboe onderwerp was geweest thuis, durfde ik eerlijk te zeggen dat ik dat nog niet wist. Hierop zei mijn moeder dat ze het vervelend vond voor mijzelf dat ik het nog niet wist, maar ze zei ook meteen dat alles waar ik op uit zou komen helemaal oké zou zijn. Het zeker weten dat ze achter me stond was erg fijn. Hierdoor kon ik zonder spanning delen waar ik op uitkwam en had ik ook indirect steun bij het “uit de kast komen” naar mijn vader en broers toe. Gelukkig reageerden ze alle drie zo vanzelfsprekend accepterend dat ik zelfs moest navragen aan ze hoe ik verteld heb wat mijn seksuele oriëntatie is, omdat ik dit zelf niet meer wist. Ik realiseer me goed dat dit helaas nog niet voor iedereen vanzelfsprekend is. Maar dat driekwart van de bi+ personen hun seksuele oriëntatie kan delen met hun gezin geeft me hoop dat dit de normale gang van zaken kan worden, zodat je niet meer “van geluk moet spreken” dat je naasten je accepteren ongeacht op wie je valt.