Hoe hetero is Char Li Chung?

Hoe hetero is Char Li Chung?

foto: Linda Stulic

Char Li Chung (Den Haag, 1995) is één van de vaste regisseurs bij Theater Oostpool. Je kunt hem onder meer kennen van Hollandsch Glorie (2021), Edward II – The Gay King (2021) en De Bananengeneratie (2022). Afgelopen zaterdag ging zijn nieuwste stuk COCK in première. COCK (Mike Bartlett, 2009) gaat over een man die, terwijl zijn vriend en hij een tijd uit elkaar zijn, de vrouw van zijn dromen tegenkomt, en voor het eerst in zijn leven vragen stelt over zijn seksualiteit. Marijn sprak met Char Li tijdens de drukke laatste repetitieweek. ‘Ik kom net dat donkere theaterhol uitgekropen. Ik moet toegeven dat ik het heel plezierig vind om even met jou te spreken, want we zitten al vanaf zondag opgesloten.’

Pleidooi voor het niet-hoeven-weten


Door Marijn Hermanus

Op jullie website staat een filmpje waarin Oostpool aan jullie publiek vraagt Hoe hetero ben jij? Je bent zelf heel open over je homoseksualiteit, maar ik stel de vraag toch maar: Hoe hetero is Char Li Chung?

‘Hoe hetero ik ben? Ja, oorspronkelijk zit ik zelf ook in dat filmpje. Dat heb ik eruit laten halen. Omdat ik heel hard In de camera roep: IK BEN HOMO, LAAT ME MET RUST. Als ik over mijn eigen seksualiteit nadenk, denk ik altijd dat ik 100% homoseksueel ben.

Ik geloof zelf wel heel erg dat seksualiteit een spectrum is waar je gedurende je leven overheen beweegt en dat dat niet iets solides, iets vaststaand zou moeten zijn. Maar terwijl ik dat zeg, bijt ik mezelf ook wel in de vingers met mijn eigen gedachtes. Op dit moment is het wel echt zo dat ik me alleen aangetrokken voel tot mannen, 100 procent. Ik zeg niet dat het niet iets is wat nog kan veranderen in mijn leven, door wat voor omstandigheden dan ook. Maar nu is het man.

Het liefst zou ik zeggen dat ik denk dat iedereen biseksueel is omdat ik dat de wereld misschien ook wel toewens. De wereld lijkt me veel leuker, speelser, als dat zo zou zijn. Maar ja, als je dat zelf helemaal niet voelt, dan is die uitspraak misschien minder waard.

COCK gaat over een man die een biseksuele ervaring heeft.

Ja. We komen een man tegen van een jaar of 30, die altijd een stabiele relatie heeft gehad met een man. Hij heeft zich vanaf het moment van uit de kast komen geïdentificeerd met homoseksueel zijn, en daar ook een groot gedeelte van zijn identiteit aan opgehangen. En tijdens een korte relatiebreuk met zijn vriend, komt hij een vrouw tegen op wie hij eigenlijk op slag verliefd wordt. Dan staat natuurlijk zijn hele leven op zijn kop. Hij heeft nooit de mogelijkheid open gehouden dat zoiets kon gebeuren. En vervolgens unfold zich echt een hilarisch, maar ook hartverscheurend relatiedrama. Het wordt complexer nog dan ‘Ik ben verliefd geworden op een vrouw’, omdat hij tegelijkertijd ook nog verliefd is op zijn ex, naar wie hij teruggaat. Vanaf dan gaat het over iemand die moet kiezen tussen twee geliefdes en tegelijkertijd één groot vraagteken heeft omtrent zijn seksualiteit doordat de wereld daarbuiten niet alleen aan hem vraagt, hem bijna dwingt een keuze te maken voor één van de twee geliefdes, maar hem hiermee ook vraagt een keuze te maken over wie hij zelf is. Terwijl die zoektocht eigenlijk pas net begonnen is. En dat is door Mike Bartlett heel grappig geschreven, maar ook hartverscheurend.

Hij zegt zelf op een gegeven moment: ‘Het maakt niet uit, ik houd van hem, ik houd van haar.’

Dat zegt hij eigenlijk op een van de grote kookpunten in de voorstelling, omdat hij het hele stuk als een soort kudde wordt opgedreven. Dan komt er nog een vierde personage de voorstelling in – en dan komt de echte comedy – de vader van zijn vriend. Die vader is een soort progressieve boomer, die van zijn zoon heeft geleerd hoe hij over seksualiteit moet nadenken maar tegelijkertijd eigenlijk te bekrompen is om seksualiteit als een veranderlijk iets te zien. Dat brengt de voorstelling tot zo’n groot kookpunt dat de hoofdpersoon inderdaad zegt: ‘het maakt niet uit.’ En de allermooiste zin van het stuk volgens mij: ‘Ik. Weet. Het. Niet. Oké!?’

En dat is zoiets bevrijdends om te horen. Ik moet ook zeggen dat ik elke keer met tranen in mijn ogen naar de voorstelling zit te kijken omdat het niet wéten en het niet hóeven weten, zoiets belangrijks is ook, denk ik, want we gaan er allemaal vanuit dat er punten moeten komen, dat we de puzzel hebben opgelost. Ik heb zelf niet zo uit de kast hoeven komen, maar ik weet nog dat het hele proces een soort afwachten was en een forceren was om erachter te komen.

En, John schreeuwt echt vanuit de krochten van zijn lichaam: ‘Ik. Weet. Het. Niet. Oké!? Laat me met rust! Ja, dat vind ik zo mooi daar aan.

Maar ik reageer niet op die zin die jij zegt. Die zit een paar zinnen daarna, jij zei…

‘Het maakt niet uit, ik houd van hem, ik houd van haar.’

Ja, en tegelijkertijd maakt het natuurlijk wél uit, daar in de voorstelling. Dat is het leuke eraan, het is ook gewoon een relatiedrama, dus het maakt op dat moment wél uit. Omdat hij in een relatie zit met twee mensen die ook aan het wachten zijn op antwoorden. Op het moment dat die zoektocht in eenzaamheid gebeurt, dan heb je ook niet te dealen met anderen.

Hoe kwam jij met het stuk in aanraking?

Eigenlijk wilde ik het al aan het begin van mijn jonge carrière ooit opvoeren en toen had ik de mogelijkheden er nog niet toe. Vorig jaar speelde de voorstelling op West End met Jonathan Bailey en Taron Egerton. En toen vroeg ongeveer de hele goegemeente en elke vriend of collega die op dat moment in Londen was: ‘jij hebt de rechten van dit stuk toch al wel?’ En ik zei: nee, maar bedankt dat je het me stuurt, want ooit stond het op mijn radar en ik was het vergeten.

In principe focus ik me in mijn werk op het verbreden van meer en nieuwe queer perspectieven in het theater. Ik heb heel veel homoseksueel werk gemaakt. En, ik ben altijd op zoek om daar nieuwe stappen in te zetten en nieuwe perspectieven aan toe te voegen. En ik denk dat seksualiteit als iets fluïde zien of als iets breders dan iets wat je kan vangen in één label, daar zien we heel weinig werk over. Dat is denk ik heel bevrijdend voor heel veel mensen om te zien.

Het stuk is geschreven in 2009 door Mike Bartlett. Hoe zijn we 14 jaar later verder gekomen in het denken over bi+?

Mike Bartlett heeft het stuk voor een aantal heropvoeringen, waaronder de laatste in Londen, de tekst geactualiseerd. Er komen natuurlijk steeds meer nieuwe termen bij, of termen die steeds meer naamsbekendheid bij het brede publiek krijgen.

Tegelijkertijd vinden mensen soms dat het onnodig complex wordt. Waarom zijn al die letters in het alfabet nodig? Die kritiek horen we vaak. Wat ik leuk vind aan het stuk, is dat het daar zo’n verfrissende blik op werpt, want eigenlijk is het hoofdpersonage van de voorstelling daar ook mee in gevecht, met de wereld die al die labels op hem blijft plakken. Zijn gevecht gaat over de vraag: Waarom moeten we in een wereld vol eindeloze mogelijkheden onszelf nog beperken met die labels?

En dan zegt hij: ‘Ik weet het niet, laat me met rust’. Terwijl de wereld vindt dat hij moet kiezen. Hoe voorkom je dat het publiek na afloop dat ook vindt?

Voor mij maakt het hoofdpersonage zelf geen keuze, omdat hij daar nog niet aan toe is. Ik denk dat het juist zou moeten gaan over de keuze niet te hóeven maken, en over het hebben van begrip voor het niet maken van de keuze. Ik hoop dat dat overkomt met de voorstelling. Dat het ook echt gaat over de buitenwereld, die het maken van een keuze maar op blijft leggen, op blijft leggen, op blijft leggen, op blijft leggen… Geen ruimte geven… Heel tragisch eigenlijk. Heel tragisch en pijnlijk. En ja… Maar hoe interpreteer jij dat?

Ik moest denken aan de serie en de film Anne+, waarin het lesbisch zijn van Anne helemaal geen probleem is. Aan haar wordt niet getrokken. Het is wel degelijk aanwezig, het speelt in alles mee, maar het lesbisch zijn an sich wordt gewoon aanvaard.

Ja, fantastisch. In het meeste werk wat ik maak staat ook het niet problematiseren van (homo)seksualiteit centraal. Ik vind het heel belangrijk dat er veel werk gemaakt wordt voor queer mensen waarbij ze niet continu geconfronteerd worden met het drama en de tragedie en de pijn van het queer zijn, het queer zijn moeten ontdekken of het uit de kast moeten komen, etcetera, etcetera, etcetera. Dus er zijn momenten in mijn kunstenaarschap, in mijn mens zijn, in mijn activist zijn, dat ik juist geen werk wil maken over problemen. Dat ik iets wil maken over geluk over onproblematisch verliefd zijn. Helaas leven we tegelijkertijd nog in een wereld die daar soms helemaal niet gemakkelijk mee omgaat. Op sommige momenten ben ik boos, of denk ik ‘God, er is gewoon echt nog veel werk aan de winkel’ en voel ik noodzaak om het er wel expliciet over te hebben.

‘Er moet ruimte blijven om na een periode van zekerheid, je tot dan toe gevonden seksualiteit ook weer te mogen bevragen.’


En als je kijkt naar het publiek in de zaal, dan moet je er toch ook van uitgaan dat het grootste gedeelte van het publiek dat naar je voorstelling komt niet queer is. Dat deel van het publiek wil ik iets laten zien over het mechanisme, over hoe dit systeem van het labelen werkt. Terwijl: ik heb het nodig dat de queer mensen die naar mijn voorstellingen komen een waanzinnige avond hebben. Die ga ik niet uitsluitend door hun pijn slepen. Die wil ik ook bevrijd naar huis laten gaan.

Daarom denk ik dat de vorm van de voorstelling ook een hele fijne is. In principe is het een dramedy, En dat is een balanceer act, in principe proberen we naast drama ook komedie te maken. Ik zit zelf vaak hard in de zaal te lachen om hoe deze man aan het zoeken is, naar wie hij is en wat zijn seksualiteit is en hóe hij dat aan het ontdekken is. We zien vaker – en dat is het leuke aan het veranderlijke perspectief van deze voorstelling – een homoseksuele man die in een heteroseksuele relatie zit en er dan na 10 jaar huwelijk achter komt homoseksueel te zijn. In dít stuk zit zo’n mooie twist in dat narratief. Bijvoorbeeld in het stukje dat we de eerste keer seks tussen het hoofdpersonage en de vrouw meemaken. Dat hij een leven lang alleen maar met mannelijke lichamen in bed heeft gelegen en voor het eerst een vrouwelijk lichaam moet gaan onderzoeken. Je zit op het puntje van je stoel omdat het prachtig is om erbij te zijn, maar je ligt ook in een deuk. Om de onhandigheid. Ik vind de voorstelling juist heel erg ontspannend daarin.

Je breekt een lans voor het niet hoeven weten. Hoe zit het dan met het wél heel zeker weten dat je bi bent?

Zalig! Voor iedereen! En gelukkig maar. Ik maak elk jaar een voorstelling met grote groepen amateur theaterliefhebbers of toekomstige professionals, jongeren in de leeftijd van 14, 15 tot en met 18, 21 jaar. Met hen heb ik altijd hele leuke gesprekken en er zijn er zoveel die al op hele jonge leeftijd met heel veel zekerheid durven te zeggen wat hun seksualiteit is: biseksueel, homoseksueel, heteroseksueel. En ik denk: waanzinnig, als je dat weet, want daar is niks mis mee. Alleen op dat het-moeten-weten zit heel veel druk vanuit de buitenwereld. Er moet ruimte blijven om na een periode van zekerheid, je tot dan toe gevonden seksualiteit ook weer te mogen bevragen.

Ik ben ook een leven lang geteisterd om daar een uitspraak over te moeten doen. We moeten mensen lekker met rust laten in dat proces, iedereen lekker zijn eigen tijd geven. Stoppen met over andermans seksualiteit uitspraken te willen doen. You be you, they be them. Snap je? Laat mensen met rust, laat jongeren met rust.

Hebben we nog iets onbesproken gelaten?

Nou, er zijn gewoon bijna geen theatervoorstellingen in Nederland die op deze manier over seksualiteit gaan. Ik maak in principe theater om de heteronormativiteit in verhalen en in deze kunstvorm te bestrijden. En ik ben weinig stukken tegengekomen die op deze manier dat proberen te doen. En dan ook nog in zo’n fijn en toegankelijk genre. Dat vind ik er heel erg leuk aan.<

COCK door Theater Oostpool, regie Char Li Chung, met Daniel Cornelissen, Joy Delima, Peter Blok en Sander Plukaard, ging in première op 18 november 2023 in Nijmegen, en speelt nog tot en met 3 februari 2024 door het hele land. Speeldata en kaarten via de website van Theater Oostpool.

Hoe een newbi leert dat de tegenstelling man-vrouw niet bestaat.

Hoe een newbi leert dat de tegenstelling man-vrouw niet bestaat.

Zoals je in mijn eerste stuk (link) kunt lezen ben ik een newbi van middelbare leeftijd. Ik had mijn coming out op mijn 49ste en ben aan het ontdekken wat dit voor mijzelf betekent. Ik had me voorgenomen om te schrijven over mijn zoektocht en om jou, lezer, daarin mee te nemen.

En hoe werkt dat bij mij? Nou, zelf er op uitgaan en ervaring opdoen vind ik spannend. Dan wil ik eerst meer weten. Dus ging ik maar eens op onderzoek uit. Ik praatte met mensen, ik deed mee met meetings en workshops, ik las boeken, keek films, video’s, luisterde podcasts. Er is zoveel te leren, zoveel waar ik nooit eerder stil bij stond. Ik zoog als een spons alles op. Maar soms is een volle spons verzadigd. Voor mij was al die nieuwe informatie even een tijd teveel.

Ik heb de spons weer leeg geknepen in een potje, en dat potje goed gesloten bewaard. Genoeg om later verder te onderzoeken.

In het potje zit onder andere een artikel over seksuele fluïditeit. Seksuele fluïditeit is het vermogen om, ongeacht de eigen seksuele oriëntatie, al dan niet tijdelijk, seksueel ontvankelijk te zijn voor personen die buiten die eigen seksuele oriëntatie vallen. Denk bijvoorbeeld aan de Amerikaanse actrice Anne Heche, die in de jaren 90, na eerder alleen relaties met mannen te hebben gehad, een relatie kreeg met de comédienne/presentatrice Ellen DeGeneres, en daarna weer met een man. Seksuele fluïditeit is een eigenschap die meer bij vrouwen voorkomt dan bij mannen, zo is onderzocht. Dat fascineert me. Hoezo, denk ik dan. Zou het kunnen dat mannen net zo fluïde zijn als vrouwen, maar dat dit in onderzoek nog niet goed naar voren komt? Zou het kunnen zijn dat mannen minder open zijn over hun fluïditeit? In onze mannenmaatschappij waarin de male gaze nog steeds alom aanwezig is, wordt minder verbaasd gedaan als twee vrouwen in een bar staan te zoenen, dan wanneer twee mannen dat doen. Om maar eens wat te noemen.

Maar daarover later meer. Wat in het potje zit…

Wat me ook fascineert, is hoe we allemaal geconditioneerd zijn in de man-vrouw rolpatronen van onze hetero normatieve maatschappij. Dit is iets wat me al van kinds af aan bezig houdt, waar ik toch ook mee worstel. Dat jongens alleen broeken dragen, maar meisjes ook jurken. Dat jongens stoer moeten zijn en meisjes lief. Dat als een jongen en een meisje verliefd op elkaar worden, ze trouwen en kinderen krijgen. Dat het niet mannelijk is om te twijfelen of je emoties te tonen, om zacht en zorgzaam te zijn, en niet vrouwelijk om stellig en doortastend, ambitieus en competitief te zijn. Ik ben het namelijk allemaal: stellig, twijfelend, doortastend, zacht, competitief, zorgzaam, emotioneel én ambitieus. En nog veel meer.

Het binaire man-vrouw denken als instrument voor onderdrukking.

Op het Instagram account van de queer activist Alok Vaid-Menon staat een razend interessant interview (link) met dr. Kyla Schuller, professor in Vrouwen-, Gender- en Seksualiteitsstudies aan de Rutgers University in New Brunswick, VS. Schuller schreef het boek ‘The Biopolitics of Feeling’ (link), en in dit interview legt ze haarfijn uit hoe 19e eeuwse rassenwetenschappers ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ als een binaire tegenstelling definieerden, en hoe deze tegenstelling als een instrument diende voor witte overheersing.

Ja, dat lees je goed, Schuller betoogt dat de tegenstelling man-vrouw een racistisch construct is. Seksisme uit racisme. Die had ik ook niet zien aankomen.

In het kort is dit haar stelling:

In 1859 verscheen het boek ‘On the Origin of Species by Means of Natural Selection, or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life’ van Charles Darwin. In het Nederlands: ‘Over het Ontstaan van Soorten door Natuurlijke Selectie, of het Behoud van Bevoordeelde Rassen in de Strijd om Leven’. De evolutietheorie van Darwin werd na het verschijnen van dit boek vrij snel algemeen aanvaard.

Goed om je te realiseren: dit was in de hoogtijdagen van de slavernij. Andere rassenwetenschappers en ook politici gingen met de theorie aan de haal op een manier die Darwin (waarschijnlijk?) helemaal niet bedoeld had.

Zij constateerden dat vooral in de westerse maatschappij een duidelijke onderscheid te zien is tussen man en vrouw en stelden dit onderscheid ook voor als een ideaal dat zo ver mogelijk diende te worden doorgevoerd. Een man is ratio en zijn rol is in de wereld. Een vrouw is gevoel en haar rol is thuis. Dat de witte mens als enige zo’n duidelijk aanwijsbaar onderscheid kent in tegenovergestelde mannelijke en vrouwelijke persoonlijkheids- en karaktereigenschappen, gedrag en rolpatronen werd gezien als een bewijs dat de witte mens de meest geëvolueerde mens is. De witte mens zou bovendien nog steeds verder door evolueren, terwijl de verschillende soorten gekleurde mens alle op een evolutionair doodlopende zijtak zouden zijn beland, waar ze zich niet verder ontwikkelen.

Door de witte mens op deze manier bovenaan de evolutionaire ladder te plaatsen, werd witte overheersing gelegitimeerd. Het binaire man-vrouw denken als instrument voor onderdrukking.

Om een paar redenen vind ik dit zo’n fascinerend stukje kennis.

Ik realiseer me dat het hele onderscheid tussen man en vrouw en hoe zij dienen te zijn en zich te gedragen, dus niets meer is dan een bedenksel, een construct, dat vooral bedoeld is om er voor te zorgen dat zij die invloed en macht hebben (lees: rijke witte cis gender hetero mannen) hun positie behouden. En als het maar een bedenksel is, dan is er eigenlijk helemaal geen norm, en dus ook geen afwijking. Dan is het dus oké om als man te twijfelen of je emoties te tonen, om zacht en zorgzaam te zijn, en dan is het oké om als vrouw stellig en doortastend, ambitieus en competitief te zijn.

Schullers stelling dat de tegenstelling man-vrouw een racistisch construct is, is voor mij een bevestiging in mijn overtuiging dat LHBTQIA+ emancipatie, feminisme, anti-racisme, ja álle emancipatie bewegingen samen moeten optrekken. Omdat de onderdrukking van de ene groep een middel voor de onderdrukking van de andere groep is.

En dat zelf er op uitgaan en ervaring opdoen? Vind ik nog steeds spannend. Maar dat ik oké ben zoals ik ben, met dat hele rijtje van hierboven, los van welk construct dan ook, helpt wel.

Hoe een newbi leert dat de tegenstelling man-vrouw niet bestaat.

Even voorstellen: Marijn Hermanus

In de serie ‘nieuwe bi+ redacteuren stellen zich voor’: Marijn Hermanus. Lees zijn verhaal!

Negenenveertig was ik. Vrouw en twee kinderen, eigen huis, vaste baan, fijne vrienden, leuke hobby’s. Helemaal volgens het boekje. Ik deed alles goed, ik was doodgewoon en hoorde er bij.

Ik had er ook hard voor gewerkt. Hoewel mijn leven altijd een zoektocht was – wie ben ik eigenlijk en wat wil ik eigenlijk, ik wist het nooit – had ik dit toch maar mooi voor elkaar gebokst. Ondanks mijn nooit afgemaakte studie rechten, ook maar ooit begonnen bij gebrek aan beter, had ik na wat omzwervingen toch best een mooie baan gevonden: bij een groot landelijk deurwaarderskantoor de specialistische maatwerkzaken voorbereiden, de krenten uit de pap. Gerespecteerd vraagbaak voor vele collega’s.

Ook in de liefde waren de dingen uiteindelijk op hun plek gevallen. Een mooie, lieve, slimme, sterke vrouw met een heerlijk gevoel voor humor, die óók nog eens voor mij koos, én net als ik dolgraag kinderen wilde – één van de weinige dingen die altijd wél heb geweten – wat wilde ik nog meer!? Die kinderen kwamen er gelukkig ook, twee prachtexemplaren.

Ooit, toen ik veel jonger was, had ik midden in een dampend drukke kroeg staan zoenen met een man. Hij was een vage vriend en het begon in een impulsief moment, voortgekomen uit een half opgevangen toespeling, voor de grap, uit bravoure, om de aanwezigen te shockeren, maar het duurde net even te lang, in ieder geval voor mij, om mezelf wijs te kunnen maken dat het niks betekende. Dat laatste heb ik toch nog lang volgehouden. Ik was niet homo, dat mag niet, dat kan niet, ik werd immers altijd verliefd op vrouwen, had notabene een vrouw. En toch fantaseerde ik vrij regelmatig over hoe het zou zijn om met een man te zijn.

Dus ergens knaagde het. Onbewust was er altijd twijfel: is dit allemaal echt wat ik wil, en zo ja waarom dan? Voor wie doe ik dit eigenlijk? Waarmee ik overigens mijn keus voor háár niet onderuit wil halen. Toen, in die fase van mijn leven, heb ik met heel mijn hart voor haar gekozen. Maar ik ging voorbij aan iets dat in míj niet goed zat.
Regelmatig vluchtte ik een weekend met mijn maten naar een festival, en dan kon ik er weer een tijd tegenaan, dan kon ik dat andere negeren. Dat bestond alleen in mijn fantasie. En toen ik de veertig was gepasseerd en de onrust toenam, kon ik dat mooi afdoen als een midlife crisis. Dit moest gewoon overwaaien.

Dat deed het natuurlijk niet. En terwijl het leven doordenderde en mijn vrouw en ik ons probeerden staande te houden in de mangel van het gezinsleven met beide een drukke baan, ondertussen zo goed mogelijk onze jonge kinderen alle liefde, veiligheid, ruimte en vrijheid gevend, groeiden wij langzaam maar zeker uit elkaar. Dat wisten we, dat hebben we geprobeerd te keren, maar toen het niet meer ging, ging het niet meer. En nadat we tegen elkaar hadden uitgesproken dat het punt was bereikt dat we in het belang van de kinderen nu beter uit elkaar konden gaan, ging er bij mij een deurtje open. Het eerste deurtje.

Ik realiseerde me voor het eerst in mijn leven dat een eventuele nieuwe liefde, zou die vroeg of laat weer op mijn pad komen, niet per sé een vrouw hoefde te zijn. Dat mocht ook best een man zijn. En als dat dan een man zou zijn, dan mocht ik vrouwen ook nog steeds fantastisch vinden. Waarom zou dat niet mogen? En die gedachte maakte me onverwachts heel vrolijk. Het deed me herinneren dat ik mijn hele leven al vraagtekens zet bij de gebruikelijk mannetje-vrouwtje normen en rolpatronen. Het maakte me er van bewust dat ik mezelf enorm had tekortgedaan. En op wel meer vlakken. Dat moest maar eens veranderen.

Eerste stap: mijn coming out. Eerst bij haar. Ze reageerde goed, zei dat ze niet heel verbaasd was, dat er voor haar wel wat kwartjes vielen. Bij vrienden en familie viel het gelukkig ook goed. Wat een bevrijding, wat een opluchting. Dit voelde heel goed, dit klopte.
We zijn uiteindelijk in harmonie uit elkaar gegaan en gaan nog steeds goed met elkaar om.

Op mijn werk liep ik ondertussen al een tijd op mijn tenen. Was het ook wel wat ik echt wilde? De bewustwording rond mijn seksualiteit zette ook dat op losse schroeven. Lang verhaal kort: steeds slechter functioneren mondde uit in een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van het dienstverband ‘wegens tussen partijen gerezen verschil in inzicht’.
Persoonlijk ging het ook slecht. Tijd voor zelfonderzoek. De therapeut had vrij snel duidelijk waar het vandaan kwam dat ik nooit wist wat ik wilde. Ik vind het wat te privé om dat hier uit de doeken te doen, maar ik heb het kennelijk geïnternaliseerd en er lekker mezelf mee tegengehouden en gesaboteerd.

En daar zat ik dan. Relatie kwijt, baan kwijt, huis kwijt. Eén ding was ik gelukkig niet kwijt, juist niet, beter dan ooit tevoren weet ik nu wie ik ben. Ik ben iemand die veel tegen zichzelf moet zeggen dat het wél mag, dat het wél de moeite waard is om te proberen. En dus zeg ik nu makkelijker nee tegen dingen die niet goed voelen, maar vooral ja tegen dingen die wel goed voelen.

Dus toen Gerrit Jan Wielinga vroeg of ik geïnteresseerd was om te schrijven voor Bi+ Nederland, hoefde ik daar niet lang over na te denken. Ik heb nog veel te onderzoeken en te ontdekken, en ik denk dat ik voor mezelf en anderen veel kan betekenen door er over te schrijven. Ik ben een newbi van middelbare leeftijd, en daar ben ik vast niet de enige in.

Eenenvijftig ben ik nu. Het leven is nog steeds een zoektocht, en dat zal het altijd wel blijven. Soms denk ik: ‘Had ik dit maar geweten toen ik twintig was’. Dan denk ik er maar meteen achteraan: ‘Gelukkig weet ik dit nú, en niet pas op mijn tachtigste’. Laat je dat overigens niet tegenhouden als jij tachtig bent. Het is nooit te laat.