Labels voor jezelf kunnen kracht geven

Labels voor jezelf kunnen kracht geven

Aisha (zij/haar) is vrijwilliger bij Bi+ Nederland. Ze is onderdeel van Team Kennis en Team Diversiteit & Inclusie. Daarnaast helpt ze ook mee met het organiseren van de jaarlijkse Bi+ Dag.

“Wie ben ik?” Een vraag die we onszelf allemaal wel eens hebben gesteld. Zoals over seksuele oriëntatie: tot wie voel ik mij aangetrokken en hoe noem ik dat dan? Maar er zijn meer onderdelen van identiteit waar deze vraag over kan gaan. En als je eenmaal de deur open hebt gegooid voor het ene, welke andere deuren zijn er dan nog meer? Identiteitsontwikkeling: een belangrijk thema voor bi+ mensen en Bi+ Nederland. Voor mij was het een persoonlijke zoektocht, waarmee ik meer moed en rust heb gevonden.

Door Aisha Sie

Labels voor jezelf kunnen kracht geven

Als puber was ik er he-le-maal klaar mee: opzouten met al die labels. Als geboren en getogen Nederlandse van Chinees-Indonesische afkomst had ik genoeg ervaring met aannames die over mij heen werden gestort van buitenaf. Ik was direct herkenbaar als “anders” dus ik had maar te dealen met dat label. En vooral met de interpretatie die andere personen daarbij hadden. Dus in mijn rebelse tienerjaren besloot ik “gewoon mezelf” te zijn, een poging om anderen hun labels teniet te doen.

Pas veel later realiseerde ik mij: iets benoemen maakt het herkenbaar en tastbaar. Voor jezelf, maar ook voor anderen. Dat geldt voor heel veel dingen, maar zeker ook voor identiteit. Door iets wat jij persoonlijk ervaart een concreet woord te geven, ben jij niet alleen met die ervaring. Dat woord helpt om dat deel van jezelf uit te leggen aan een ander zonder het wiel opnieuw te hoeven uitvinden hoe je dat omschrijft.

Oftewel: taal is kracht. “Al die letters” in de queer gemeenschap zijn een weergave van onze taal, onze gedeelde woordenschat. Die woordenschat is ons geschenk van empowerment aan elkaar om onszelf en anderen te herkennen én erkennen. Zo zien jonge vrouwen zichzelf steeds vaker niet meer als hetero en gebruiken allerlei labels, blijkt uit recent onderzoek in het Verenigd Koninkrijk. En het vermoeden is: mogelijk lukt dit juist door die snelle ontwikkeling van taal rondom seks en seksualiteit.

Over dit ontzettend interessant onderzoek volgt binnenkort een apart artikel!

Queer genoeg
Mijn zoektocht naar identiteit met bijbehorende taal vond vooral plaats in de zomer van 2019. Al tientallen jaren beschouwde ik mezelf als “een beetje bischierig” maar ook “niet echt queer”, alleen maar een “ally”. Ik had namelijk nul praktijkervaring met vrouwen, alleen mijn huidige partner – een cis hetero man. Maar vlak voor mijn 35e verjaardag, ging ik toch op zoek naar andere vrouwen met datzelfde gevoel. Google bracht mij naar een blog waarin ik las (vertaald uit het Engels):

“Dit is het belangrijkste wat ik heb geleerd: ik bepaal zelf wat ik voel en hoe ik dat voel. Ook al ben ik samen met een man, dat betekent niet dat ik vrouwen niet leuk kan vinden. En hoe kan ik weten dat ik vrouwen leuk vind zonder dat ik intiem ben geweest met een vrouw – tja, ik vond jongens leuk voordat ik er eentje had gezoend. Waarom kan ik meiden niet leuk vinden zonder er eentje te zoenen? Ik heb geen zij-aan-zij vergelijking nodig om te weten tot wie ik mij aangetrokken voel.”

Bam. Dat was ik ook. Zo kwam ik de term “bi+” tegen via Bi+ Nederland, met meer mensen die deze ervaring deelden. Daardoor vond ik de moed om te zeggen: ja, ik ben bi+.

En voor mij was dat op dat moment genoeg: andere mensen zoeken wellicht meer specifieke termen zoals panseksueel. Maar juist de openheid van bi+ als parapluterm voor iedereen die valt op meer dan één geslacht, met alle ruimte voor diversiteit daarbinnen, voelde voor mij juist goed.

 …en toch…
Zomer 2022. Drie jaar lang bleef stiekem meer aan mij knagen. Bi+ was toch niet helemaal genoeg, want dat zegt alleen iets over: tot wie voel ik mij aangetrokken? Ik kwam een nog bredere woordenschat tegen die mij weer deed nadenken. Op de (Engelstalige) AVENwiki vond ik namelijk woorden die het aseksualiteit spectrum omschreven, waarmee ik mijzelf een nieuwe vraag stelde: hoe(veel) voel ik mij aangetrokken en op basis waarvan? En op de (ook Engelstalige) Gender Wiki vond ik woorden die het gender spectrum omschreven, waarmee ik mijzelf ook de vervolgvraag stelde: welk gender ben ik zelf nou eigenlijk?

Die woorden hielpen mij enorm, omdat ik vóór deze zoektocht altijd al het gevoel had van “anders” zijn, meer dan hetgeen waar anderen mij mee bestempelden. Allemaal dingen die ik onder het “gewoon mezelf” had gestopt. Maar omdat ik het zo vaag had gehouden wegens de aannames van anderen, had ik het ook vaag gehouden voor mijzelf. Het benoemen van deze onderdelen van wie ik ben gaf mijzelf kracht: er is geen grotere kennis dan zelf-kennis.

Dus: wie ben ik?
Eerst even dit: wie weet hoe onze gedeelde woordenschat zich verder ontwikkelt in de toekomst. Misschien kom ik dan nóg betere woorden tegen. Maar voor nu ben ik een Nederlandse bi+ gray-ace demigirl (zij/haar) van Chinees-Indonesische afkomst. Zowel “gray-ace” als “demigirl” (Engelstalige links) bevinden zich ergens tussenin op respectievelijk het spectrum van aseksualiteit en het gender spectrum: breaking the binary op meerdere vlakken. Dat was voor mij mogelijk omdat bi+ zijn al de binaire monoseksualiteit (“je bent hetero óf je bent homo”) doorbreekt: dit gaf mij de ruimte om ook andere binaire aannames ter discussie te stellen.

Voor mij zijn deze labels geen hokjes: het een sluit het ander niet uit. Het zijn omschrijvingen van verschillende onderdelen van mijzelf. Daarom geeft het mij een mate van innerlijke rust om ze te hebben, om mezelf op dit diepgaande niveau te kennen. Ik hoop dat meer mensen deze rust kunnen vinden door op zoek te gaan naar woorden die bij hen passen.

Labels met aannames van anderen ontnemen onze kracht, maar labels voor jezelf kunnen juist kracht geven. Dat is wat de kracht van taal zou moeten zijn.

Meer weten over aseksualiteit: NOA – Nederlandse Organisatie Aseksualiteit 
Meer weten over genderdiversiteit en non-binair zijn: Transgender Info

Hoe een newbi leert dat de tegenstelling man-vrouw niet bestaat.

Hoe een newbi leert dat de tegenstelling man-vrouw niet bestaat.

Zoals je in mijn eerste stuk (link) kunt lezen ben ik een newbi van middelbare leeftijd. Ik had mijn coming out op mijn 49ste en ben aan het ontdekken wat dit voor mijzelf betekent. Ik had me voorgenomen om te schrijven over mijn zoektocht en om jou, lezer, daarin mee te nemen.

En hoe werkt dat bij mij? Nou, zelf er op uitgaan en ervaring opdoen vind ik spannend. Dan wil ik eerst meer weten. Dus ging ik maar eens op onderzoek uit. Ik praatte met mensen, ik deed mee met meetings en workshops, ik las boeken, keek films, video’s, luisterde podcasts. Er is zoveel te leren, zoveel waar ik nooit eerder stil bij stond. Ik zoog als een spons alles op. Maar soms is een volle spons verzadigd. Voor mij was al die nieuwe informatie even een tijd teveel.

Ik heb de spons weer leeg geknepen in een potje, en dat potje goed gesloten bewaard. Genoeg om later verder te onderzoeken.

In het potje zit onder andere een artikel over seksuele fluïditeit. Seksuele fluïditeit is het vermogen om, ongeacht de eigen seksuele oriëntatie, al dan niet tijdelijk, seksueel ontvankelijk te zijn voor personen die buiten die eigen seksuele oriëntatie vallen. Denk bijvoorbeeld aan de Amerikaanse actrice Anne Heche, die in de jaren 90, na eerder alleen relaties met mannen te hebben gehad, een relatie kreeg met de comédienne/presentatrice Ellen DeGeneres, en daarna weer met een man. Seksuele fluïditeit is een eigenschap die meer bij vrouwen voorkomt dan bij mannen, zo is onderzocht. Dat fascineert me. Hoezo, denk ik dan. Zou het kunnen dat mannen net zo fluïde zijn als vrouwen, maar dat dit in onderzoek nog niet goed naar voren komt? Zou het kunnen zijn dat mannen minder open zijn over hun fluïditeit? In onze mannenmaatschappij waarin de male gaze nog steeds alom aanwezig is, wordt minder verbaasd gedaan als twee vrouwen in een bar staan te zoenen, dan wanneer twee mannen dat doen. Om maar eens wat te noemen.

Maar daarover later meer. Wat in het potje zit…

Wat me ook fascineert, is hoe we allemaal geconditioneerd zijn in de man-vrouw rolpatronen van onze hetero normatieve maatschappij. Dit is iets wat me al van kinds af aan bezig houdt, waar ik toch ook mee worstel. Dat jongens alleen broeken dragen, maar meisjes ook jurken. Dat jongens stoer moeten zijn en meisjes lief. Dat als een jongen en een meisje verliefd op elkaar worden, ze trouwen en kinderen krijgen. Dat het niet mannelijk is om te twijfelen of je emoties te tonen, om zacht en zorgzaam te zijn, en niet vrouwelijk om stellig en doortastend, ambitieus en competitief te zijn. Ik ben het namelijk allemaal: stellig, twijfelend, doortastend, zacht, competitief, zorgzaam, emotioneel én ambitieus. En nog veel meer.

Het binaire man-vrouw denken als instrument voor onderdrukking.

Op het Instagram account van de queer activist Alok Vaid-Menon staat een razend interessant interview (link) met dr. Kyla Schuller, professor in Vrouwen-, Gender- en Seksualiteitsstudies aan de Rutgers University in New Brunswick, VS. Schuller schreef het boek ‘The Biopolitics of Feeling’ (link), en in dit interview legt ze haarfijn uit hoe 19e eeuwse rassenwetenschappers ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ als een binaire tegenstelling definieerden, en hoe deze tegenstelling als een instrument diende voor witte overheersing.

Ja, dat lees je goed, Schuller betoogt dat de tegenstelling man-vrouw een racistisch construct is. Seksisme uit racisme. Die had ik ook niet zien aankomen.

In het kort is dit haar stelling:

In 1859 verscheen het boek ‘On the Origin of Species by Means of Natural Selection, or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life’ van Charles Darwin. In het Nederlands: ‘Over het Ontstaan van Soorten door Natuurlijke Selectie, of het Behoud van Bevoordeelde Rassen in de Strijd om Leven’. De evolutietheorie van Darwin werd na het verschijnen van dit boek vrij snel algemeen aanvaard.

Goed om je te realiseren: dit was in de hoogtijdagen van de slavernij. Andere rassenwetenschappers en ook politici gingen met de theorie aan de haal op een manier die Darwin (waarschijnlijk?) helemaal niet bedoeld had.

Zij constateerden dat vooral in de westerse maatschappij een duidelijke onderscheid te zien is tussen man en vrouw en stelden dit onderscheid ook voor als een ideaal dat zo ver mogelijk diende te worden doorgevoerd. Een man is ratio en zijn rol is in de wereld. Een vrouw is gevoel en haar rol is thuis. Dat de witte mens als enige zo’n duidelijk aanwijsbaar onderscheid kent in tegenovergestelde mannelijke en vrouwelijke persoonlijkheids- en karaktereigenschappen, gedrag en rolpatronen werd gezien als een bewijs dat de witte mens de meest geëvolueerde mens is. De witte mens zou bovendien nog steeds verder door evolueren, terwijl de verschillende soorten gekleurde mens alle op een evolutionair doodlopende zijtak zouden zijn beland, waar ze zich niet verder ontwikkelen.

Door de witte mens op deze manier bovenaan de evolutionaire ladder te plaatsen, werd witte overheersing gelegitimeerd. Het binaire man-vrouw denken als instrument voor onderdrukking.

Om een paar redenen vind ik dit zo’n fascinerend stukje kennis.

Ik realiseer me dat het hele onderscheid tussen man en vrouw en hoe zij dienen te zijn en zich te gedragen, dus niets meer is dan een bedenksel, een construct, dat vooral bedoeld is om er voor te zorgen dat zij die invloed en macht hebben (lees: rijke witte cis gender hetero mannen) hun positie behouden. En als het maar een bedenksel is, dan is er eigenlijk helemaal geen norm, en dus ook geen afwijking. Dan is het dus oké om als man te twijfelen of je emoties te tonen, om zacht en zorgzaam te zijn, en dan is het oké om als vrouw stellig en doortastend, ambitieus en competitief te zijn.

Schullers stelling dat de tegenstelling man-vrouw een racistisch construct is, is voor mij een bevestiging in mijn overtuiging dat LHBTQIA+ emancipatie, feminisme, anti-racisme, ja álle emancipatie bewegingen samen moeten optrekken. Omdat de onderdrukking van de ene groep een middel voor de onderdrukking van de andere groep is.

En dat zelf er op uitgaan en ervaring opdoen? Vind ik nog steeds spannend. Maar dat ik oké ben zoals ik ben, met dat hele rijtje van hierboven, los van welk construct dan ook, helpt wel.