Begin september 2019 concludeerde dr. Emiel Maliepaard (Atria) in zijn onderzoek dat de Nederlandse bi-beweging tegenwoordig nog maar klein is, terwijl dat in de jaren negentig heel anders was. Wat is er gebeurd, wat zijn de boodschappen van vooraanstaande bi-activisten en welke lessen trekt Bi+ Nederland? Opdat we niet vergeten en een collectief bi-geheugen behouden.
Het onderzoek is gebaseerd op interviews met vooraanstaande bi-activisten sinds de jaren negentig. Centraal staat de ontwikkeling – en verschraling – van de bi-beweging en de persoonlijke verhalen van bi-activisten.
De Nederlandse bi-beweging kenmerkt zich door een scala aan lokale en landelijke organisaties, initiatieven en netwerken. De afgelopen 25 jaar was het Landelijk Netwerk Biseksualiteit (LNBi) ‘het vlaggenschip’. Dit jaar gaat het LNBi op in People Pride Platform.
Bi-organisaties en activiteiten kunnen allerlei functies hebben. Ze vormen een vrijplaats van hetero of homo/lesbisch gerichte culturen. Mensen kunnen gelijkgestemden ontmoeten. Of samen politiek actief zijn en zich inzetten voor meer acceptatie of zichtbaarheid. Uit het onderzoek blijkt dat de bi-beweging vroeger vooral gericht was op het elkaar ondersteunen en onderlinge uitwisseling. Later gingen sommige bi-organisaties – soms naast hun sociale functie – ook een politieke agenda voeren en zich (ook) presenteren als belangenorganisatie. Enkele bi-activisten signaleerden dat door de groeiende aandacht voor het politieke en maatschappelijke zichtbaarheid, de ontwikkeling van een bi-gemeenschap af en toe ondergesneeuwd raakte. Een belangrijke les voor Bi+ Nederland, die zich nadrukkelijk op zowel het politieke als het sociale richt.
Uit de interviews met bi-activisten blijkt dat er voor bi-organisaties en netwerken overlap kan zijn met andere LHBT+-organisaties en bewegingen, en ook met de BDSM, swingers, kink, en polyamorie scenes. Bi-organisaties staan soms voor de keuze hoe ze zich hierin willen positioneren en hoe inclusief ze willen zijn. Samenwerking met LHBT+-organisaties heeft altijd plaatsgevonden, al kon er ook wel spanning zijn met (nationale) organisaties met een sterk mononormatieve cultuur. Homo-organisaties en bewegingen voelen niet altijd als een thuishaven voor biseksuele mensen en volgens enkele bi-activisten zijn biseksuele mensen die hierin actief zijn niet vanzelfsprekend open over hun biseksualiteit.
Maliepaard concludeert dat de bi-beweging in Nederland kleiner is geworden, terwijl dat in andere landen zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk niet het geval is. Hij eindigt met drie aanbevelingen:
- bi-organisaties dienen een balans te vinden tussen politieke activiteiten en sociale activiteiten gericht op de eigen achterban;
- capacititeitsvergroting en professionalisering is belangrijk;
- bi-organisaties dienen ‘een heldere en positieve visie en doelstellingen te formuleren die leidend zijn.’
Er is behoefte aan een ‘blije bi’, in het licht van negatieve beeldvorming van de zielige of slachtoffer bi. De BiBoot bij de Canal Parade van Pride Amsterdam wordt als een positief voorbeeld genoemd van een kortdurende activiteit.
Bi+ Nederland neemt de aanbevelingen ter harte en bouwt met trots voort op alles wat de bi-beweging al heeft bereikt.